Waarom consuminderen onze planeet niet zal redden, een boekrecensie!

Waarom consuminderen onze planeet niet zal redden, een boekrecensie!

Jason Hickel (1982) is met zijn nieuwe boek ‘Minder is meer, hoe Degrowth de wereld zal redden’ (EPO, 2021) niet aan zijn proefstuk toe. Deze vertaling van de oorspronkelijk Engelse uitgave ‘Less is more. How Degrowth will save the world’ is de opvolger van “The Divide. A brief Guide to Global Inequality and its Solutions (2017). Als economisch antropoloog werkt hij vooral rond armoede, ongelijkheid en de impact van de economie op het klimaat. Met zijn publicaties ontpopt Hickel zich stilaan tot de spreekbuis in Europa van de ecologisten, van ‘het anders gaan leven’ om de klimaatproblematiek, armoede en ongelijkheid het hoofd te bieden.

Zijn nieuwe vrucht ‘Minder is meer’ ambieert in die zin een pad te effenen voor dat alternatief van ons kapitalistisch systeem. Want dat maakt hij verschillende keren wel heel duidelijk: de oorzaak van bijna alle kwaad in onze wereld, is het kapitalisme. Om tot deze twist (lees: vreemde gedachtenkronkel) te komen moet Hickel wel de geschiedenis herschrijven. Het kapitalisme wordt voorgesteld als één grote samenzwering, sinds de 16de eeuw, die zelfvoorzienende economieën heeft kapotgemaakt.  Het doel van die samenzwering: accumulatie van kapitaal door een elite. In dit pleidooi tegen het kapitalisme, definieert hij het begrip op een zeer eigengereide manier: kapitalisme is steeds meer willen ten koste van n’importe quoi! Een restaurant om de hoek, stelt hij letterlijk in het boek, is geen kapitalisme.

Met die definitie van Hickel (ten koste van alles) verwerpt natuurlijk elk gezond mens kapitalisme. Maar natuurlijk is kapitalisme iets anders. De definitie van Hickel is totaal verwrongen. Als we kapitalisme definiëren (een beetje dichter bij de algemeen aanvaarde definitie) als het (1) gebruik van vraag en aanbod om diensten en handelsgoederen te verdelen en vooral,  (2) de inzet van vraag en aanbod om een evenwicht te vinden binnen de factormarkten (grondstoffen, arbeid, kapitaal), dan hebben we een heel ander gesprek. Zijn eigen vreemde definitie van een algemeen gebruikte term, in casu kapitalisme, inkapselen in een herschrijven van de geschiedenis is op zijn minst een gebrek aan intellectuele hygiëne.

Maar Hickel gaat verder in zijn historische analyse. De Verlichting bracht ook geen soelaas in de strijd tegen het kapitalisme (volgens de definitie van Hickel), want Spinoza, die het goed voor had (mensen bestaan uit dezelfde substantie als de natuur), moest het afleggen tegen Descartes en zijn dualisme (de mens is verheven boven de natuur). Dixit Hickel. De samenzwering, weet u wel! De Homo economicus (lees de kapitalist, wederom een verwrongen definitie van Hickel van de term Homo economicus) is het resultaat van vijf eeuwen culturele herprogrammering (sic). Deze kronkel heeft hij nodig als tegenargument tegen de veronderstelling dat het kapitalisme nog bestaat omdat het gewoon goed aan een aantal menselijke basisbehoeften in een gemeenschap beantwoordt. Neen, we zijn geherprogrammeerd. Hij stelt bovendien dat we de Mathusiaanse cyclus niet dankzij het kapitalisme hebben kunnen verlaten sinds 1800. Neen, wetenschappers hebben aangetoond dat dit komt door zuiver water en beter sanitair, aldus Hickel. Voilà, niks kapitalisme. Hoe die publieke voorzieningen  allemaal gerealiseerd werden, begraaft Hickel in een stilzwijgend negeren!

En ja, de opwarming van de aarde is de schuld, niet van de gewone mens, maar van het kapitalisme. Maar Hickel heeft hoop. ‘Retour à la nature’. Jean-Jacques Rousseau (die hij niet vernoemt in het boek voor alle duidelijkheid)  komt om de hoek piepen. De antropoloog in Hickel komt naar boven om zijn beweringen te staven. De Achuar met hun animisme komen piepen, een inheems volk in Latijns-Amerika als illustratie. Of de Chewong, die leven op het eiland Malay in Zuidwest-Azië. Zij zouden voorbeelden zijn van hoe het wèl kan, dat leven in evenwicht met de natuur, omdat ze zich niet verheffen boven de natuur, maar zich er een onderdeel van voelen. Of deze zin uit dat hoofdstuk van het boek: ‘Sjamanen …, met een hoeveelheid kennis van planten en biologie die vaak verder gaat dan die waar de meest gevierde professoren prat op durven gaan’. Ga ik te ver als ik dit zie als een proxy van post-modernistisch denken waarin de wetenschap gerelativeerd moet worden?

Voor Hickel vormt het allemaal de basis van een visie over een betere houding t.a.v. de natuur. De kern van de boodschap is dat wij één geheel vormen met de natuur en daarom die niet zomaar kunnen exploiteren als een hulpbron. Gebruik van natuurlijke hulpbronnen moet gebeuren in een geest van uitwisseling, niet van extractie. Hickel ziet die éénheid mens-natuur trouwens bevestigd in het feit dat onze ingewanden, huid en andere organen worden bevolkt door microben. Voor Hickel is een dergelijke wetenschappelijke ontdekking de recuperatie van Spinoza als groot denker en de dood van het dualisme van de Descartes.

Als lezer heb je dan een aantal vreemde definities, een bizarre kijk op de geschiedenis met een klassenstrijd en een elitaire samenzwering sinds de 15de eeuw en een filosofisch verhaal over de Homo sapiens als onderdeel van de natuur op je bord als verklaring/omkadering van onze huidige maatschappelijke problemen en vooral de klimaatproblematiek. Enigszins in verwarring, verwacht ik dan een politiek, sociaal, economisch discours dat een alternatief uit de doeken doet, een transitieplan en een geruststelling door een uitgebreide wetenschappelijke onderbouw van de schrijver om aan te toen dat hij echt wel een realistische maatschappij voorschotelt als alternatief. Helaas.

Maar laat ons niet te streng zijn. Hickel presenteert ons een aantal ideeën. Het éne al minder innovatief dan het andere, maar niet elk ideetje moet de vergeetput in. Er zijn wel degelijk elementen die in de politieke molen gegooid mogen worden in de hoop tot een positief resultaat te komen. Maar meer als een beperkt aantal, losse ideetjes is het niet.  Hoe hij die paar losse ideetjes rijmt met het pikzwarte doembeeld van de klimaatcrisis dat hij in de inleiding van het boek beschrijft en wil oplossen, is mij een raadsel. Cijfermateriaal of een ietwat uitgewerkte economische analyse ontbreekt totaal. Ja dat is een ongelofelijke tekortkoming omdat hij kapitalisme met alle zonden Israëls belaadt en wèg wil. De conservatief in mij is voorzichtig met maatschappelijke omwentelingen. De geschiedenis heeft een paar goeie voorbeelden van mislukkingen. Vooraleer ons huidig schip te verbranden hebben we een nieuw nodig. Een alternatief dringt zich misschien op. Maar bij Hickel gaan we het zeker niet vinden.

Hij geeft wel aan dat de hoge-inkomenslanden echt zullen moeten consuminderen. Dat zou ons zelfs gelukkiger maken. Maar hoe dat precies georganiseerd moet worden om één miljard of twee miljard mensen uit de geïndustrialiseerde wereld daartoe te verleiden wordt niet duidelijk met de ideeën en voorstellen die Hickel in zijn boek aanbrengt:

  • Maak een einde aan geplande veroudering (zoals nu bij smartphones of witgoed ingebouwd zou zijn). Hickel stelt bijvoorbeeld voor de producenten te verplichten tot garantieperiodes van tien jaar.
  • Beperk reclame, want dat is psychologische oorlogsvoering.
  • Organiseer gemeenschappelijk bezit, bijvoorbeeld van een auto. Of dat via overheidsinitiatieven moet gebeuren of organisch moet groeien, vanuit de burgergemeenschap wordt ons niet duidelijk gemaakt.
  • Maak een einde aan voedselverspilling. Goed idee, maar of dat onze vrijheid gaat beperken door wettelijke verplichtingen of dat het iets is dat we vrijblijvend moeten aanpakken, vergeet hij Hickel ons mee te geven.
  • Verklein de industrieën die slecht zijn voor de natuur. Als voorbeeld wordt rundsvlees gebruikt. Gaat Hickel ons rundsvlees verbieden? Of een soort van quota invoeren voor verschillende consumptiegoederen? En hoe gaan we die quota verdelen?

De Westerse wereld moet versoberen. Er zullen ondersteunende maatregelen nodig zijn, dat erkent Hickel. Verkort de werkweek, voorzie basisloon, organiseer 100% tewerkstelling. Verminder ongelijkheid. Organiseer commons (lees nationaliseer). Scheld schulden kwijt. Verbied fractioneel bankieren (en halvelings stelt hij zelfs voor om de samengestelde intrest te verbieden en met enkelvoudige intrest te werken). Installeer democratie (want die zou er nu nauwelijks zijn insinueert Hickel).

Of dit ons klimaatgewijs verder helpt? Nergens een indicatie of cijfermateriaal te bespeuren. Dat hij geen volledig uitgewerkt stappenplan biedt, fair enough, maar de vermelde voorstellen blinken uit in oppervlakkigheid. Geen cijfers. Noch economisch, noch sociaal, noch ecologisch worden de vage beweringen onderstut! Kortom dromerij! Vergelijk dat met andere denkkaders rond de klimaatproblematiek of rond armoede en ongelijkheid zoals die van Bill Gates in zijn recente boek. Of het werk van Andrew McAfee, Steven Pinker of Max Roser die van cijfermateriaal zijn levenswerk heeft gemaakt. Die eerste en die laatste krijgen van Hickel trouwens het etiket “leiding van de Davos-elite” opgeplakt.

Het vooruitgangsoptimisme van hen duidt hij als geloof en geen wetenschap. Maar die bewering verzilveren door zelf een doorwrocht essay te schrijven over een alternatieve manier om onze maatschappij te organiseren, laat Hickel na.

Andrew McAfee beschrijft in zijn boek ‘Meer met minder’ uit 2019 (volgt u nog met al die titels?) hoe onze maatschappij een toekomst kan hebben en hoe we de klimaatcrisis het hoofd kunnen bieden. De gebruikte metafoor voor de het te bewandelen pad in dat boek zijn vier ruiters van optimisme: kapitalisme, technologie, geëngageerde burgers en een ontvankelijke overheid.

Bij Hickel laten de vreemde interpretaties van de geschiedenis, de verwrongen definities van bepaalde termen, de ontstellend vage, onsamenhangende voorstelletjes om de klimaatproblematiek het hoofd te bieden, de lezer achter met een leeg gevoel achter. Maar dat geeft des te meer ruimte om die vier ruiters van optimisme te laten galopperen.

Juli/2021